Een bijzonder verhaal , tragedie in de familie Van der Zee in 1944.
Zwartewaal, 27 april 2012.
De geschiedenis van de werf …….. het verhaal over Anton van der Zee.
Ik heb leren zeilen en bootjes opknappen van de vader van een schoolvriend, Jan Blaauboer. Op mijn 17e kocht ik, van al mijn baantjes opgespaard, een Schakeltje en kon ik blijven zeilen terwijl Jan B. ondertussen de brommers en motoren had omarmd. Houten boten moeten ’s winters naar binnen anders vriezen ze kapot. Mijn Schakeltje lag ’s winters in de loods van de “oude” Van der Zee. Hij was immers minstens 30 jaar ouder dan ik en zijn kinderen meer van mijn leeftijd. In de logboeken van de boten komt hij zo ook voor. Iedere winter fietste of bromde ik naar Zwartewaal om de boot in april weer spic en span het water in de laten glijden. Later gingen Rien en ik over van een Schakel naar een Top en ook die werd onderhouden bij “oude“ Van der Zee. Toen onze Pieter in aantocht was hebben we de Top aan Van der Zee verkocht, want zeilen met een baby aan boord zagen we een poosje niet zitten.
Mijn “oude” Van der Zee was Anton van der Zee, de vader van de huidige werfeigenaar. In 1944 was dat een jonge kerel van in de 20 . Net als anderen in het dorp was hij actief in het verzet, bezig met de hulp aan onderduikers. Ook de broers Koene waren daarin actief en hun huis werd gebruikt voor de opvang van onderduikers. In december 1944 was daar een gedeserteerde SS militair opgenomen, maar later werden daar andere mensen ondergebracht. De SS militair moest dus op een ander adres in Tinte worden ondergebracht. Omdat zijn zoontje ziek was werd hem de gelegenheid gegeven nog eenmaal naar huis te gaan in Rockanje en werd daar herkend en door de Duitsers gearresteerd. En dat had dramatische gevolgen.
Bij een inval in het huisje van broers Koene werden beiden op de vlucht doodgeschoten en het huis in brand gestoken.
Door de Grüne Polizei werd op 4 december huiszoeking verricht bij de familie Jan van der Zee. Uit dit gezin van elf kinderen waren verschillende zoons actief in het Verzet. Twee zoons van Van der Zee en een schoonzoon, die meenden met een razzia van doen te hebben, hielden zich verscholen in een schuilplaats onder de vloer en werden daar gevonden. De Duitsers waren echter op zoek naar Anton die door de SS’er genoemd was als verzetsman. Anton was op dat moment niet thuis. Het gehele gezin, tot de jongste toe, weigerde te vertellen waar hij zich bevond. De Duitsers, woedend van het lange wachten en vergeefse zoeken, arresteerden vader Van der Zee, zijn zoons Willem en Henk en schoonzoon Kobus Voogt. Nadat ze naar Brielle waren vervoerd, volgde de volgende dag een verhoor door de SD. Moedig bleven zij weigeren ook maar iets los te laten.
Anton van der Zee, Zwartewaal: "Op het moment dat er naar mij werd gezocht bevond ik me samen met mijn broer Arij en Jan Goris aan boord van onze botter ZW 1 die achter ons huis in de haven lag. Om halfeen werden we wakker door het geluid van de met spijkers beslagen laarzen van soldaten, die van voor naar achter over het dek stampten. We dachten dat er een razzia bezig was om arbeidskrachten op te pakken. Voorzichtig keken we naar buiten en zagen dat de Duitsers in de nabijheid wacht hielden. Het was onmogelijk de botter ongezien te verlaten. Ook op de andere schepen die in de haven lagen, hoorden we ze over de gangboorden lopen. Tot onze schrik kwamen de soldaten weer terug naar onze botter. Arij kroop achter de motor, terwijl ik naast een olietank zat. Ik hield een revolvertje in mijn hand, maar ik wist niet wat ik ermee moest doen; wegstoppen of gebruiken.
Jan Goris zat onder het luik van de motorkap, toen een Duitser trachtte die op te lichten.
We zagen dat de kap wat omhoog kwam, maar het klemde iets en schoot uit z’n vingers. Tot onze opluchting liet hij het daarbij. We hoorden ze nog even aan dek scharrelen en in het vooronder stommelen, maar ze vertrokken ten slotte van boord. Toen we dachten dat het veilig was ben ik naar huis gelopen, waar ik in het slop bij mijn moeder op het slaapkamerraam tikte. Tegelijk was onze buurman bij het kelderraam en hij vroeg: ‘Ben jij het, Anton?’ Ik bevestigde dat, waarop hij mij waarschuwde dat er naar mij werd gezocht. Mijn moeder schoof het raam open en smeekte me te vertrekken en Jan en Arij mee te nemen.
Ik hoorde de Duitsers nog in de straat lopen, zodat het nog steeds onveilig was. Terug bij de jongens in de botter vertelde ik over de arrestaties. Na onderling overleg besloten we naar Rozenburg te gaan. Jan en ik zijn over het gors naar de Maas gekropen, terwijl Arij met de zalmschouw de haven was uitgeroeid om ons daar op te halen. Vanaf dat punt roeiden we naar Rozenburg. Na veel moeite kwamen we op een dijk terecht en hebben het huis opgezocht van de familie Bart Lievaart aan de Langeweg 18, waarvan ik wist dat ze te vertrouwen waren. Ik meen dat we de volgende nacht daar ook hebben geslapen, maar we konden niet langer blijven omdat er ook op Rozenburg naar ons werd gezocht.
De moeilijkheid was dat we op een eiland zaten en de veerboot niet meer voer. Nadat Lievaart was gaan informeren, hoorden we van hem dat er iedere werkdag een roeiboot overkwam met werkvolk van Waterstaat. Dit zou voor ons de enige mogelijkheid zijn om aan de vaste wal te komen. We besloten het maar te wagen. We spraken af dat Arij naar Zwartewaal zou gaan om te informeren hoe de situatie daar was. ‘s Middags omstreeks vier uur zou de boot naar Maassluis varen om het werkvolk over te zetten. Op de Veerheuvel stonden twee schildwachten die moesten toezien dat niemand clandestien zou overvaren. De boot werd al van de wal geduwd toen we hollend aankwamen en riepen dat we ook nog mee moesten. We vlogen de verbouwereerde schildwachten voorbij en konden nog net aan boord springen.
Toen we op Maassluis aankwamen gingen we op zoek naar de Trompstraat, waar een oudoom van mij woonde. We hebben daar een nacht doorgebracht. De volgende dag kwam Arij weer bij ons en van hem hoorden we het verschrikkelijke nieuws; vader, mijn beide broers en drie mensen uit Rockanje gefusilleerd, de broers Koene doodgeschoten en twee onderduikers verbrand. We besloten naar Vlaardingen te lopen om ons daar in verbinding te stellen met een neef van mij, die contacten had met het Verzet.
In de namiddag van 7 december gingen we op stap. Bij onze neef aan de Vetteoordskade, nu de Verheijstraat, werden we snel binnengehaald. Daar hadden ze al vernomen wat er allemaal was gebeurd en ze deden hun best om ons te troosten. Diezelfde avond zijn we opgehaald door mensen van het Verzet die ons naar de boerderij van de familie Hoogendam aan de Broekweg brachten, waar we zijn ondergedoken."
Na de bevrijding namen Anton, Arij en Rinus van der Zee het besluit om het beroep van hun vader voort te zetten. Op 5 juni 1945 voer hun boot op de Brielse Maas bij het Stenen Baken, tussen Brielle en Oostvoorne, op een mijn. De botter werd vernield. Arij verloor hierbij het leven, terwijl Anton ternauwernood door zijn jongere broer Rinus gered kon worden.
Ernst Eugen Schermuly, de inselcommandant werd na de Tweede Wereldoorlog aangehouden en als oorlogsmisdadiger veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Hij heeft een deel van zijn gevangenisstraf uitgezeten in de Koepel van Breda.
Wie nu Zwartewaal binnenrijdt kan het plantsoentje met het monument bij de haven niet missen. In de tijd van het Schakeltje werd ik al getroffen door de vier namen Van der Zee op het monument. Maar ik had de moed niet om daarnaar te informeren bij de “oude” Van der Zee. Pratend met Jan vandaag durf ik dat wel en hoor dat Anton van der Zee met de geschiedenis van zijn familie heel erg heeft geworsteld. Mevrouw Van der Zee leeft nog steeds en moet nu ongeveer 86 jaar oud zijn.
Anton werd nooit onderscheiden en Jan en ik vermoeden dat hij dat ook niet erg vond. Wel heel erg getroffen was hij toen hij een aantal jaren geleden een replica kreeg aangeboden van het verzetsmonument voor Hannie Schaft, gemaakt door beeldhouwster Miep Riessen.
En nu , dertig jaar later, knappen we de Friendship 23 op bij Jan van der Zee en dat voelt goed. En is het verhaal van die afschuwelijke decembermaand in volle omvang duidelijk.